Het Gevangenismuseum is op zoek naar nakomelingen van mensen die naar Veenhuizen werden opgezonden. Het Drentse dorp Veenhuizen bestaat dit jaar 200 jaar. Van 1823 tot in de jaren ‘70 werden hier wezen, veroordeelde bedelaars en landlopers heropgevoed tot deugdzame burgers. Een voorzichtige schatting laat zien dat minstens 1 miljoen Nederlanders afstamt van iemand die als wees, kolonist of landloper in Veenhuizen heeft verbleven. Het Gevangenismuseum wil dit, in nauwe samenwerking met het Drents Archief, zichtbaar maken in een speciale, kleine tentoonstelling aan de hand van foto’s en voorwerpen.
Het museum is daarom op zoek naar foto’s van nazaten, maar komt ook heel graag met afstammelingen in contact als deze nog een voorwerp van een voorouder in het bezit hebben dat zij tijdelijk willen uitlenen.
Wat hebben we van je nodig?
We hebben een formulier opgesteld, waar we je een aantal vragen stellen. We willen je vragen deze zo volledig mogelijk in te vullen. Daarnaast is er een toestemmingsverklaring bij inbegrepen. Je kunt het formulier hier vinden. Mocht je meerdere voorouders hebben die in Veenhuizen hebben gezeten, dan kun je per voorouder het formulier invullen.
Inzenden kan tot 7 juni. Het streven is de expositie in de zomer klaar te hebben.
De tentoonstelling wordt samengesteld door conservator Alina Dijk: “Ook in mijn stamboom is een veroordeelde bedelaar: mijn oud grootvader Jenne Harms Hummel. Hij is in 1847 door de rechtbank in Leeuwarden veroordeeld en daarna naar Veenhuizen gestuurd. Het zal een schande voor de familie geweest zijn. Jenne is een jaar later, in 1848, overleden, in het gebouw waar nu het Gevangenismuseum is gevestigd. Het is een aparte gewaarwording, dat op de plek waar mijn voorvader op het dieptepunt van zijn leven is overleden, ik nu werk en ook zijn verhaal van Veenhuizen vertel. Ik weet dat ik niet de enige ben met deze geschiedenis, maar dat er honderdduizenden mensen zoals ik zijn. Nu het dorp 200 jaar bestaat, zou ik graag willen laten zien met hoeveel familiegeschiedenissen dit kleine Drentse dorpje verbonden is. En hoe kan ik dat beter laten zien dan door foto’s van al die nazaten in een speciale expositie in het museum?”