Wezen Westerbeek en hun verdwenen vader
Opeens staat in mei 1852 Maria Catharina Westerbeek-Nepping (44 jaar) er alleen voor met haar vier kinderen Jan (15 jaar), Wilhelmina Catharina (7 jaar), Justus Wilhelmus (5 jaar) en kleine Willem (2 jaar). Echtgenoot Wilhelmus Willebrordus Westerbeek (44 jaar) heeft, waarschijnlijk na de zoveelste ruzie, hun kleine woning aan de Foeliedwarsstraat in Amsterdam verlaten. Later blijkt dat hij de benen heeft genomen naar Rotterdam, waar hij dan samen leeft met weduwe Marijtje Schipper.
Verstandshuwelijk?
Ruim zeven jaar eerder waren Maria en Wilhelmus getrouwd. Maria had al een zoontje, Jan, een buitenechtelijk kind. Wilhelmus was zeeman en net een half jaar daarvoor vrijgelaten uit de gevangenis van Leeuwarden, waar hij vanaf 1839 4,5 jaar vast had gezeten wegens diefstal. Zijn eerste vrouw Jacoba Koorendijk had in 1843 de scheiding aangevraagd wegens beledigingen en zeer ernstige mishandelingen en dat huwelijk was net ontbonden. Zijn tweede huwelijk was een “moetje”, zoals dat heette in die tijd, want drie maanden na de plechtigheid werd hun dochter Wilhelmina Catharina geboren. Verdere schande voorkomen was vermoedelijk de belangrijkste drijfveer bij het sluiten van dit huwelijk. Later werden in dit huwelijk nog de zonen Justus en Willem geboren.
De val
Nu ze er alleen voor staat, moet Maria met haar gezin zien te overleven in de stad. Ze weet uiteindelijk als werkster aan de slag te gaan, maar het is bittere armoede. Ze verhuizen naar de Batavierstraat, één van de armste buurten van Amsterdam, waar veel te veel mensen in veel te kleine sloppenwoningen wonen. Er heersen diverse besmettelijke ziekten, zoals cholera en TBC. Maria en haar kinderen worden uiteindelijk ook ziek opgenomen op de ziekenafdeling van het Binnengasthuis. Ze worden weer beter, maar het gezin heeft voedselhulp nodig en gaat met regelmaat wonen in een werkhuis, waar de kinderen onderwijs krijgen. Maria wordt eind 1856 weer erg ziek. Ze wordt wederom opgenomen in het Binnengasthuis, waar ze uiteindelijk op 4 januari 1857 overlijdt.
Zonder ouders
En dan staan de kinderen er helemaal alleen voor. Jan is 19 jaar en kan zich redden, maar Wilhelmina, Justus en Willem zijn dan nog maar respectievelijk 11, 9 en 6 jaar oud. De drie kinderen worden overgedragen aan de Inrichting voor Stadsbestedelingen in Amsterdam en tijdelijk ondergebracht bij stadsminnemoeder weduwe Jepkes aan de Lijnbaansgracht. Na een half jaar worden de kinderen psychisch en medisch goedgekeurd en worden naar Veenhuizen gezonden, maar ze blijven wel onder toezicht van de Amsterdamse inrichting. Op 10 augustus 1857 komen de kinderen aan in het wezengesticht van Veenhuizen.
Van Amsterdam naar Veenhuizen
Wilhelmina wordt gescheiden van haar broers, maar verblijft wel in hetzelfde gebouw. De kinderen wonen eerst in het eerste gesticht en gaan in 1859 naar het derde gesticht. Justus vertrekt na drie jaar uit Veenhuizen. Hij gaat zoals veel tienerjongens in Veenhuizen in zeedienst, de snelste manier om weg te komen uit Veenhuizen. Viereneenhalf jaar later wordt Wilhelmina ontslagen uit Veenhuizen. Zij gaat aan de slag als dienstbode en trouwt in 1865 te Nieuwer Amstel. Willem blijft alleen achter in Veenhuizen. Hij wordt opgeleid tot boerenknecht. In 1865 ontdekken de regenten van de Inrichting van Stadsbestedelingen dat vader Wilhelmus nog in leven is. Na onderzoek wordt door het stadsbestuur van Amsterdam besloten, dat het in Willems beste belang is dat hij in Veenhuizen blijft. Op 19 jarige leeftijd kan ook Willem officieel Veenhuizen verlaten.
Van Veenhuizen naar Friesland
Hij vertrekt naar zijn zus in Nieuwer Amstel waar hij aan de slag gaat als boerenknecht. Op 9 november 1883 trouwt hij in Muiden met de boerin Cornelia Kapteijn (35 jaar), weduwe van Jan Haring en eerder van Jacob van Manen. Cornelia heeft al drie kinderen en samen krijgen ze nog eens zeven kinderen. Enkele jaren later koopt Willem de boerderij van een van Cornelia’s broers, die veehouder in Echten bij Lemmer is. Deze boerderij is veel groter dan die te Muiden.
Hier gaat het goed met Willem. Naast zijn werk als boer, is hij enkele jaren president kerkvoogd en legt samen met de burgemeester van Lemsterland de eerste steen van de draaibrug tussen Echtenerbrug en Delfstrahuizen. De kerkvoogdij in Echten betaalt namelijk de brug. Over zijn leven in Veenhuizen vertelt hij niemand wat. “Ik ben opgegroeid in een weeshuis”, houdt hij zijn (klein)kinderen voor, die aannemen dat hij een weeshuis in Amsterdam bedoelt. Zijn achterkleindochter Yt Dijkstra komt pas achter het echte verhaal, als ze haar stamboom onderzoekt.
Willem overlijdt in 1927 en wordt begraven bij de kerk van Echten. Yt is nu de beheerder van het graf. Als Yt naar haar grootvaders succesvolle levensverhaal kijkt, voelt voor haar zijn periode in Veenhuizen als een opstap naar een veel beter bestaan. Door zijn opleiding in Veenhuizen kon hij van arme wees doorgroeien naar boer in Friesland.
Hoe het vader verging
Of Willem zijn vader Wilhelmus ooit weer gezien heeft, is niet bekend. Yt kwam haar betovergrootvader wel weer tegen in de archieven. In 1876 wordt hij wegens bedelen in Amsterdam opgepakt en voor een half jaar naar Veenhuizen opgezonden. In 1891 overlijdt Wilhelmus in het Amstelhof van Amsterdam.
Met dank aan Douwe de Vries en Yt Dijkstra