HERMANUS SEMAG SERANO
Een stamboom van Spanje tot Veenhuizen
Nederland is al eeuwenlang een veilige haven voor vervolgde minderheden. Door de (relatieve) godsdienstvrijheid, kans op werk en mogelijkheid om door te reizen over zee naar mogelijk nog betere oorden was het een aantrekkelijke plaats voor hen die werden buitengesloten.
Ongewenst gelovigen
De Serano’s zijn Sefardische joden, die in 1492 door het katholieke koningspaar worden verdreven uit Spanje. Ze vluchten naar Italië. Misschien rechtstreeks, misschien eerst via Portugal, waar joden enkele jaren later ook niet meer welkom zijn. Ook in Italië zijn ze niet meer gewenst, waardoor ze vluchten naar het als tolerant bekendstaande Nederland. Zo komt Hermanus’ bed-overgrootvader Abraham Hisqiau Semag Serano, geboren in Livorno, uiteindelijk in Amsterdam terecht.
Zo komt het dat Hermanus, een man met een indrukwekkende stamboom die getuigt van eeuwen Europese Jodenvervolging, in Amsterdam in bittere armoede opgroeit. Net als zijn voorouders komt hij tegen zijn wil in op een plek terecht waar de ‘ongewensten’ van de samenleving moeten verblijven.
Twee keer weduwnaar
De Sefardische joden worden gedoogd in de Amsterdamse Breedestraat en Vlooienburg, waar in Hermanus’ tijd 2.500 personen wonen. Deze overbevolkte sloppenwijk wordt de ‘Jodenhoek’ genoemd en de leefomstandigheden zijn er schrijnend. Joden mogen eeuwenlang geen lid zijn van een gilde, mogen geen beroep uitoefenen. Daarom storten ze zich op de handel. Het levert hen een stigma op dat tot op de dag van vandaag doorwerkt. Als Hermanus in 1822 wordt geboren in deze buurt, is dit verbod opgeheven.
Maar veel kansen in het leven heeft hij niet. Hij wordt werkman en werkt soms als stoker. Na zijn militaire dienst trouwt hij met Anna Maria Meijer en krijgt twee kinderen. Zij overlijdt echter na vier jaar. Nog datzelfde jaar trouwt de kersverse weduwnaar met Harmijntje Vos. Ook met haar krijgt hij twee kinderen en ook zij overlijdt veel te vroeg.
Een zwaar leven
Alleen met vier kinderen weet hij het misschien net te rooien. Het kan haast niet anders of hij heeft hulp gehad van buren of familie. Achtentwintig jaar ploetert hij door, dan dient zich een nieuwe levenspartner aan. Neeltje Zutt heeft geen kinderen en wil de rest van haar leven met de eenenzestigjarige Hermanus delen. En dan, in april 1887, staat Hermanus ineens in de boeken: ‘nummer 4014; aard der wanbedrijven: bedelarij’. Na twaalf dagen hechtenis arrest wordt hij voor drie jaar naar Veenhuizen gestuurd.
Anoniem begraven
En dan is hij achtenzestig, ongetwijfeld versleten door het zware werk, en keert hij terug in de ‘gewone’ samenleving: het straatarme Nederland. Vrouw dood, kinderen wie-weet-waar. Toegegeven, Hermanus houdt het lang vol. Pas in 1899 wordt hij, inmiddels zevenenzeventig, weer opgezonden naar Veenhuizen. Zijn overlijdensakte is nog niet gevonden. Mogelijk is hij, net als velen, overleden in het gesticht en anoniem begraven.