Wie voor een dubbeltje geboren is…. wordt soms een kwartje
Armoede is een hardnekkig probleem. De generationele armoede, waarbij nieuwe generaties uit arme families een veel grotere kans hebben om ook arm te worden, is een bekend fenomeen. Wie de inschrijvingsregisters van Veenhuizen bestudeert, ziet ook hier met enige regelmaat verschillende leden van families voorbij komen. Eén van die families is de familie Wiezer uit Gouda, bestaande uit vader Johannes (1815-1871) en zonen Hendrik (1844-1917), Jan (1847-1922) en Gerardus (1853-1892).
Touwspinner Johannes trouwt in 1843 met pijpmaakster en weduwe Geertruij de Jong (1815-1861). Geertruij had al dochter Johanna (1837-1913) uit haar eerdere huwelijk met Jan Tornee. Ze gaan wonen aan Raam in Gouda, dan één van de armere straten aan een gracht in Gouda. Het stel krijgt in totaal zes kinderen, maar drie kinderen overlijden al op jonge leeftijd. Het laatste kind overlijdt bij de geboorte op 10 januari 1861. Een dag later overlijdt Geertruij in het kraambed. Johannes staat er dan alleen voor. Kleine Gerardus is dan nog maar zeven jaar, de oudste, Hendrik, zestien. De 22-jarige Johanna is dan inmiddels een jaar getrouwd met Anthonie Cornelis Schriek.
Vader Johannes
Johannes verliest in dat rampjaar ook nog eens zijn baan. Hij wordt sjouwersman, maar ook deze baan verliest hij. Hij gaat naar Arnhem, vermoedelijk in de hoop daar werk te vinden. Er schijnt daar nog familie van hem te wonen. Wat daar gebeurd is, is niet duidelijk, maar in december 1861 wordt hij in Arnhem wegens bedelen veroordeeld en naar Veenhuizen opgezonden. Eind 1863 is hij weer vrij, maar twee maanden later wordt hij alweer wegens bedelen veroordeeld en naar Ommerschans opgezonden. Hier ontmoet hij de elf jaar jongere Elisabeth ten Katen (1826-1905), die eens als Amsterdamse vondeling is aangekomen in het wezengesticht van Veenhuizen en na haar ontslag daar ook een zwervend bestaan kende.
In 1866 krijgt Elisabeth in Ommerschans een dochtertje, Elisabeth genaamd. Als Johannes en Elisabeth uit Ommerschans ontslagen zijn, trouwen zij en vestigen zij zich in Gouda. Johannes erkent het kleine meisje als zijn dochter. De minderjarige zoon Gerard woont bij het pasgetrouwde stel in, maar de twee oudste zonen keuren het huwelijk niet goed en het gezin valt uit elkaar.
Zoon Hendrik
Als vader in Ommerschans zit, zit de oudste zoon Hendrik daar ook wegens bedelen. Hij wordt in 1864 veroordeeld. Eerder was hij in 1862 al twee keer wegens diefstal veroordeeld. In de periode 1862-1864 en 1865-1867 gaat Hendrik als militair aan de slag. Hij gaat onder meer naar Nederlands West-Indië. In de periode dat hij in West-Indië zit, verliest hij zijn oog.
Het gaat dan ook niet goed met Hendrik, want hij wordt veroordeeld wegens het verkopen van geleend goed. Deze straf zit hij uit in Suriname en de militaire strafgevangenis van Delft. In 1872 komt hij vrij. Zijn vader Johannes maakt het niet meer mee. Die is in 1871 overleden. Hendrik lukt het niet meer uit de negatieve spiraal te komen. Regelmatig wordt hij daarna opgepakt wegens bedelen en landloperij. Er staan ruim tien veroordelingen op zijn naam. Hij zit vast in de rijkswerkinrichtingen van Ommerschans, Veenhuizen en Hoorn. Het grootste dieptepunt in zijn leven is dat hij in 1880 vanwege brandstichting tot vijf jaar gevangenisstraf wordt veroordeeld. Hij was tot deze daad gekomen, omdat niemand hem brood wilde geven. De straf brengt hij door in de strafgevangenis van Leeuwarden, waar hij als kleermaker werkzaam was. Gezien het gegeven dat hij voorkomt in het Geheim Register van Ontslagen Gevangenen, geeft aan dat hij een slechte reputatie had bij politie en justitie. In 1908 wordt Hendrik voor het laatst veroordeeld.
Zoon Gerardus en dochter Elisabeth
Gerardus probeert werk te vinden als borstelmaker en is in 1867 nog even in dienst bij de Nederlandse Spoorwegen. Daarna volgt hij helaas zijn oudste broer. Hij wordt ook met enige regelmaat wegens landloperij of bedelen veroordeeld en overlijdt uiteindelijk in 1892 in het Tweede Gesticht te Veenhuizen. Dochter Elisabeth gaat aan de slag als werkster en krijgt in totaal 8 buitenechtelijke kinderen.
Zoon Jan en de ontsnapping aan de armoede
Alleen zoon Jan lijkt werkelijk aan de armoede te ontsnappen. Na de terugkeer van zijn vader uit Ommerschans, gaat hij op 6 mei 1867 het leger in. Na enkele jaren bij de Infanterie en de Huzaren, vertrekt hij in 1871 naar Nederlands-Indië. Na 12 jaar komt hij terug naar Nederland. Hij woont nog even bij zijn halfzus Johanna en haar gezin in. Op 6 mei 1885, op dezelfde datum dat hij in dienst ging en ontsnapte aan de armoede, trouwt hij met Hendrika Boot en samen krijgen zij vijf kinderen. Hij verdient dan de kost als koper- en blikslager.
Met dank aan Raymon Wieser, nazaat van Jan Wiezer
Afbeelding 01: Hendrik Wieser, circa 1885. Uit het Geheim Register van Ontslagen Gevangenen.
Afbeelding 02: Beschrijving van Hendrik Wiezer, 1885. Uit het Geheim Register van Ontslagen Gevangenen.
Afbeelding 03: Hendrik Wiezer, circa 1896. Signalementskaart, Drents Archief
Afbeelding 04: Krantenbericht over de brandstichting door Hendrik Wiezer, Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant te 14 september 1880
Foto 05: Johannes Wieser en zijn vrouw Hendrika Boot