Neem contact op:

Anthony Swart

 

ANTHONY SWART
Veelbelovende zoon van een miskend arts

Anthony is de tweede arts van het bedelaarsgesticht Ommerschans. De eerste is ontslagen omdat deze ‘geheel ongeschikt’ was voor ziekenzorg. Jammer voor de Maatschappij, want zijn loon was erg laag. Anthony zelf is chirurgijn geweest op een schip. Een man met veel praktijkkennis en – zo lijkt het – de juiste papieren. Hoewel sommige personeelsleden van de Maatschappij aan hem twijfelen, schrijft Johannes van den Bosch dat Anthony de baan heeft gekregen.

Een plattelandsdoktertje
Maar dan komt er protest uit Overijssel. Anthony heeft zijn examen gehaald en is daarna heelmeester in Ruinen geworden. Volgens de Geneeskundige Commissie is hij maar een plattelandsdoktertje. Zo iemand is toch niet geschikt voor het grote gesticht? Bovendien steekt het dat hij uit Drenthe komt. En tijdens een inspectie in Ommerschans blijkt hij ook nog een erg arme dokter te zijn: hij heeft één roestig mes en een slechte kiezentrekker. Hoe komt hij zo arm? Een roddel gaat dat het door de drank komt…

Ontslag
Hij mag opnieuw examen doen. Want er is grote twijfel over zijn vaardigheden: ‘hij moet of wel achteruit geleerd zijn, of vergeten hebben, of zich niet verder hebben geoefend.’ De nood is hoog: er overlijden acht mensen in zeven dagen. Maar Anthony heeft niet genoeg geld om het examen te kunnen afleggen. Hij vraagt om opziener van de ziekenzaal te worden. Want zijn vrouw is overleden en hij moet nu voor drie jonge kinderen zorgen. Helaas belandt zijn brief ongelezen op een stapel. Op 1 april 1824 wordt Anthony ontslagen.

Van Ommerschans naar Veenhuizen
Krap een halfjaar later is hij terug, met Felix van tien en Bartha van vier jaar oud. Ze worden binnengebracht als bedelaars. Anthony krijgt bedelaarsnummer 260. Een maand later is hij dood. Zijn dochtertje overlijdt als ze zes is. En dan is zoon Felix alleen over. Hij is nu wees en moet daarom naar het wezengesticht Veenhuizen. Daar gaat het goed met hem. Hij heeft een ‘blozend’ gezicht. En na drie jaar mag hij naar het ‘landbouwkundig instituut Wateren’. Dat is een school voor veelbelovende kolonistenzoons. Hij krijgt er op hoog niveau les.

Koopman in Ruinen

Zes jaar later verlaat hij Wateren en wordt koopman in Ruinen. Met een mandje op zijn rug verkoopt hij borstels. Hij verdient genoeg om een stuk grond te kopen en een huisje te bouwen. Hij trouwt in 1846 en wordt boer.

De familie Zwart stamt van Felix af. De meesten wonen in Ruinen, maar een deel van deze familie is verspreid geraakt over de rest van Nederland, Canada en de VS.